Op 17-09-20 deelden wij één van de ervaringen met u die ons bereiken over wat mensen meemaken in de praktijk. Het leverde een storm aan nieuwe ervaringen op waarvan wij er enkele met u gaan delen de komende tijd. Zoals dit verhaal over verbinding of veroordeling. Heeft u iets meegemaakt – verdrietig, of te gek voor woorden? Schrijf het op en stuur het naar ons toe via het contactformulier op de stichting Vaccinvrij
Verbinding of veroordeling
Aan het begin van de coronacrisis manifesteerde zich bij mij een onderbuikgevoel dat niet wegging en ik besloot ernaar te luisteren en op onderzoek uit te gaan. Welke verhalen, feiten en theorieën waren er nog naast de verhalen van de tv en de kranten? Heel veel, zo bleek. Veel onzin, veel meningen en interpretaties, maar ook veel schokkende feiten waar in het reguliere nieuws geen aandacht aan wordt besteed. Het heeft ertoe geleid dat ik de opgelegde maatregelen niet zie als nuttig en goed, maar als schadelijk en slecht. Ik denk dat er veel betere manieren zijn om met de zieken en ook de gezonden om te gaan.
Ons volk is in twee kampen verdeeld: zij die zich wel aan de maatregelen houden en zij die dat niet doen of er kritisch op zijn. Maar de grap is dat die verdeeldheid slechts schijn is. Want eigenlijk willen we allemaal hetzelfde: dat mensen gezond zijn en niet ziek worden, dat de democratische rechtsstaat behouden blijft, dat we in een wereld zonder armoede, vervuiling en gifstoffen kunnen leven etc, etc. Het enige wat anders is, is de kennis, informatie en ervaringen die we hebben, waardoor we verschillende overtuigingen hebben, verschillende gevaren zien en dus ook verschillende angsten hebben. Dat maakt dat we anderen gemakkelijk veroordelen en hun intenties verkeerd inschatten. Dit werd pijnlijk duidelijk in het nu volgende verhaal.
Het is 22 september 2020 en ik ben op weg naar de healingopleiding. Ik kijk er erg naar uit, want ik voel me er thuis en doe op een fijne manier aan zelfontwikkeling.
Bij binnenkomst (ik ben de eerste) zie ik een mededeling op het bord. We worden vriendelijk verzocht om bij onze eigen groep te blijven en niet te mengen met andere groepen. De verschillende groepen hebben een stamtafel toegewezen gekregen in de kantine. Direct voel ik teleurstelling en ergernis. En ook wanhoop. Wanneer gaat deze waanzin eindelijk stoppen? Wanneer wordt normaal en gezond menselijk gedrag weer gewoon mogelijk? Dan laat ik mijn gedachten over de praktische consequenties van de stamtafels gaan en hoeveel last ik daar persoonlijk van ga ondervinden. Niet veel, concludeer ik, want het vergt slechts een kleine aanpassing van mijn kant. Ik besluit het los te laten.
Andere cursisten beginnen binnen te druppelen. Ze lezen de mededeling op het bord en lopen naar hun stamtafel. ‘Goed dat ze dat doen,’ zegt iemand. (‘Je moest eens weten’, denk ik.) Een ander zegt met een lach: ‘Oe, we mogen niet meer bij elkaar komen, want we zijn een gevaar voor elkaar.’ (‘Gelukkig iemand die de waanzin ook ziet’, denk ik.)
We gaan met onze groep naar het leslokaal. We doen eerst altijd even een soort kringgesprek en er is ruimte voor vragen over de lesstof of praktische zaken. Er wordt gesproken over het belang van de anderhalve meter maatregel en dat we ons er allemaal aan moeten houden. Er knapt iets in me. Ik móet iets zeggen: ‘Daar wil ik graag even iets over zeggen. Ik krijg steeds meer moeite met dat afstand houden en de andere maatregelen. Ik vind het ongezond. Ik vind het schadelijk voor de psyche. Het neigt naar hypochondrie. We gaan onszelf zien als een gevaar voor anderen. Naastenliefde betekent kennelijk dat je afstand houdt. Ik voel me onveilig in een maatschappij waarbij mensen op die manier naar elkaar kijken. Ik vind het zeer onwenselijk en ik wil dat het ophoudt.’ Tijdens de laatste zinnen lopen de tranen over mijn wangen.
‘Jeetje, het raakt je echt,’ zegt de docente verbaasd. ‘Maar hoe ga je dan om met mensen die een andere mening hierover hebben dan jij?’ Ik zeg: ‘Ik heb respect voor andere mensen en heb oog voor hun angst. Als ze afstand willen houden, dring ik mij niet op. Tegelijk probeer ik te knuffelen met iedereen die dat nog wil en probeer ik me zoveel mogelijk niet aan de maatregelen te houden.’
‘Oké, dank je wel. Het vergde moed om dit met ons te delen,’ zegt de docente. Het is even stil. Ik voel lichte verbazing vanuit de groep en ook emotionele steun. Ik ben opgelucht dat ik het gezegd heb. Dan begint de les.
In de pauze zitten we met ongeveer de helft van onze groep aan onze ‘stamtafel’. Weer gaat het over de anderhalve meter en dergelijke. Ik besluit om één heel duidelijk en concreet feit op tafel te leggen en het daarbij te laten. Ik zeg: ‘De maatregelen richten veel schade aan. Er zijn nu wereldwijd 1 miljoen mensen gestorven aan of met het coronavirus, terwijl er dit jaar 130 miljoen hongerdoden extra zullen zijn als gevolg van de maatregelen. Dat komt door onderbroken productieketens, mislukte oogsten en stilgelegd transport.’
En toen had ik het gedaan. Een vrouw die voor het eerst bij onze groep was en die ik dus niet kende zegt: ‘Mijn vader is overleden aan het coronavirus.’ Een schok ging door de groep en ik dacht ‘oh-oh’. Ze gaat verder: ‘Ik heb gezien hoe hij op het laatst naar adem hapte. Het was vreselijk, het is een verschrikkelijke rotziekte. Ik heb daarnet niets gezegd toen jij je uitte in de groep, want ik wil respect hebben voor de mening van anderen, maar ik heb heel veel moeite met hoe jij je opstelt.’
De pauze is voorbij en we lopen terug naar het lokaal. Ik zeg tegen de vrouw: ‘Wat erg van je vader. Dank je wel dat je dat hebt verteld. Echt, bedankt.’ Ik begreep dat het haar moeite gekost moest hebben. Ze was ook emotioneel. Ik had het liefst even een hand op haar schouder willen leggen om mijn woorden kracht bij te zetten, maar besefte net op tijd dat ze dat niet positief zou uitleggen.
We nemen allemaal onze plaatsen weer in om verder te gaan met de les. Maar dan besluit de vrouw om het hele voorval nog een keer expliciet in de groep neer te leggen. Haar veroordeling is bijna tastbaar. Ze zegt: ‘Daarnet in de pauze kwam zij met bewijs van de schadelijkheid van de maatregelen, maar ik heb mijn vader verloren aan het coronavirus.’ Weer die schok door de groep. Verschillende cursisten willen hun medeleven betuigen, maar de vrouw praat eroverheen: ‘We mochten niet meer op bezoek bij m’n vader en toen is hij na een maand overleden. Het was vreselijk. Ik wil dus wel die afstand houden en vind dat belangrijk. Daarnet toen jij gesproken had voordat de les begon, was ik heel boos. Ik heb toen niets gezegd, omdat ik jouw mening wilde respecteren en ik het los wilde laten. Toen we de dansoefening deden, heb ik opgelet of jij wel anderhalve meter afstand hield van de andere cursisten. Als jij zo nodig met iedereen moet knuffelen dan doe je dat maar, dat kan me niet schelen. Maar je zou eens naar het nieuws moeten kijken en de krant moeten lezen. Het is gewoon verschrikkelijk.’
Het stormt in mijn hoofd, maar vanbinnen ben ik rustig en kalm en zo kom ik ook over als ik begin te spreken. ‘Jij en ik kijken vanuit een ander perspectief. Jij hebt meegemaakt dat je vader op een nare manier overleed, dat is jouw ervaring en dus kijk je vanuit dat perspectief. Mijn ervaringen zijn anders en dus is mijn perspectief ook anders. Het voorbeeld dat ik net in de kantine gaf, was een voorbeeld vanuit wereldperspectief. Ik heb respect voor jou en zal afstand van je houden. Je hoeft je daarover geen zorgen te maken.’ Het kwaad is echter geschied. Iedereen is vergeten vanuit welke emotie ik aan het begin van de les mijn uitspraken had gedaan. De energie van veroordeling hangt in de lucht.
Een andere vrouw doet een duit in het zakje: ‘Volgens mij hebben we met z’n allen afgesproken om bepaalde maatregelen in acht te nemen vanwege een gevaarlijk virus en hoeft niemand zich te verantwoorden als hij zich aan die maatregelen houdt,’ zegt ze. Iedereen behalve ik knikt instemmend. Een man zegt tegen mij: ‘Jij zegt wel dat je respect hebt voor de mening van anderen, maar tegelijk heb je het over hypochondrie, dat kan ik niet met elkaar rijmen.’ Ik snap wat hij bedoelt en doe een poging het uit te leggen: ‘Ik vind inderdaad de maatregelen naar hypochondrie neigen, maar ik oordeel niet over de personen die de maatregelen volgen. Ik heb evengoed respect voor iemand met een andere mening. Ik heb echter ook een eigen mening.’ Uit de gezichtsuitdrukking van de man maakte ik op dat hij helaas niet begreep wat ik bedoelde.
Nog een andere vrouw besluit ook iets op te merken: ‘Weet je wat het is, het klinkt alsof je mensen probeert te overtuigen.’ Hier besluit ik ook een kort antwoord op te geven. ‘Ik wil mijn mening kenbaar maken, omdat ik dat belangrijk vind.’ De vrouw weer: ‘Je bent heel stellig.’ En ik: ‘Dat klopt, dat ben ik ook.’ De docente grijpt in, want ze wil verder met de les. Ze voelde het moment goed aan. De rest van de les kan ik mij niet meer concentreren. Allerlei gedachten, gevoelens en oordelen gaan door me heen.
Als de les voorbij is, blijf ik nog even hangen om na te praten met de docente met wie ik het goed kan vinden. Ik gooi alles eruit wat ik tijdens de les heb gevoeld en gedacht en laat mijn emoties de vrije loop. Ze vangt me liefdevol op en ik krijg zelfs een dikke knuffel. Ze gaf me veiligheid en begrip waar ik dat nodig had zonder zich door mij te laten meeslepen. Ze zei dat ze niet helemaal met mij meeging maar ook niet helemaal met de vrouw wier vader was overleden. ‘Ik sta ergens in het midden; dat is ook een plek,’ zei ze.
Doodmoe fiets ik naar huis en stuur nog een mailtje naar de docente waarin ik haar bedank voor haar troost en dat ik gewoon even door wat emoties heen moet om er volgende week weer vrij en blij bij te kunnen zijn.
Nu het een dag verder is en de emoties gezakt zijn, kijk ik wat ik hieruit kan leren en hoe ik de ervaring in mijn voordeel kan gebruiken. Ik voel grappig genoeg opluchting dat ik het gedaan heb. Als ik het opnieuw moest doen, zou ik dezelfde beslissingen nemen. Het leed van de slachtoffers van corona is belangrijk, maar het leed van de slachtoffers van de maatregelen ook. We mogen onze ogen niet sluiten voor de miljoenen verstoorde of verwoeste levens en de sterfgevallen die een direct gevolg zijn van onze strijd tegen een virus.
Juist nu voel ik dat het enorm belangrijk is om in verbinding te blijven met de mensen om me heen. Volgende week wil ik dan ook proberen de verbinding met de groep te herstellen door de cursisten een brief aan te bieden die ze thuis op hun gemak kunnen lezen. Daarin zal staan dat ik uit de veroordeling en in de verbinding wil. Ik wil luisteren naar de ander zonder te oordelen en van de ander vragen om ook naar mij te luisteren zonder te oordelen. Daarmee bedoel ik: zonder te oordelen over de persoon. Want oordelen over de inhoud is alleen maar goed. Alleen als we rustig met elkaar kunnen praten en bereid zijn echt te luisteren, komen we verder. Dan voelt iedereen zich gehoord en misschien zelfs wel begrepen. Laten we niet bang zijn voor elkaar, maar leren van elkaar. Laten we vertrouwen hebben in elkaars wijsheid en in het leven dat altijd de weg weet.
Omdat ik een mens ben…
Is liefde mijn religie
Is waarheid mijn leven
Is vrijheid mijn recht
…en ook dat van jou.