Zaak Voorwaarheid versus College ter Beoordeling Geneesmiddelen laat zien hoe ziek de rechtsspraak is

door | 19 apr 2024 | COVID-19 vaccin, Rechten

Hoeveel mensen moeten er nog sterven door de prik voordat dit wordt toegegeven en wanneer wordt dit gevaarlijke experiment eindelijk wordt gestopt? Het college ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG) wordt verondersteld een waakhond te zijn. Ook al zou er maar één sterfgeval zijn, dan zou dit reden moeten zijn voor een pas op de plaats. We hebben een oversterfte die in de tienduizenden loopt – wat zonder twijfel een onderrapportage is – en de prik blijft op de markt? Totdat er hoeveel doden zijn?

De zaak Die VoorWaarheid heeft aangespannen tegen het College ter Bescherming van Geneesmiddelen maakt pijnlijk duidelijk dat het College ter Bescherming van Geneesmiddelen niet staat voor de belangen van de burger (veiligheid), maar voor de belangen van de gevestigde orde. En dit geldt ook voor de rechtsspraak.

Volgens de rechter is er geen acuut gevaar voor de volksgezondheid ondanks het feit dat er tijdens de zitting is toegegeven dat er doden zijn gevallen door de prik. De aanklagers moeten nu wachten op de zitting in het hoger beroep en dat kan zo maar weer een half jaar duren. Hoe kan in een rechtszaak waarin is toegegeven dat er doden zijn gevallen door de prik een rechter zeggen dat er acuut gevaar is voor de volksgezondheid?

In het onderstaande artikel vindt u eerst een samenvatting van deze zaak geschreven door juriste Maria Louise Genet, en daarna in drie uitklapblokken de voor- en nabeschouwing van de zitting op 9 april en de nabeschouwing van de uitspraak van de rechter.

 

 

Zaak voorwaarheid versus CBG

Samenvatting verloop rechtszaak tegen het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

Zie voor alle stukken in deze procedure: https://voorwaarheid.nl/rechtszaken-cbg/

Op 1 oktober 2023 heeft Stichting VoorWaarheid op grond van artikel 51 Geneesmiddelenwet een handhavingsverzoek ingediend bij het CBG met het verzoek om de Europese handelsvergunningen te schorsen op Nederlands grondgebied, omdat het evident is dat de prikjes schadelijk zijn (talloze hersenbloedingen, hartinfarcten etc.) en er zelfs doden zijn gevallen. De sommatiebrief c.q. handhavingsverzoek staat hier: https://voorwaarheid.nl/wp-content/uploads/2024/03/2023-10-02-Sommatiebrief-aan-CBG.pdf

Het CBG heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet bevoegd is om een beslissing te nemen over het handhavingsverzoek om tot schorsing van de handelsvergunningen over te gaan en heeft Stichting VoorWaarheid doorverwezen naar de EMA.

Stichting VoorWaarheid heeft zich in haar bezwaarschrift op het standpunt gesteld dat dit onjuist is, gelet op het bepaalde in artikel 51 lid 1 jo lid 6 Geneesmiddelenwet jo. artikel 31 lid 3 van Richtlijn 2001/83 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A02001L0083-20220101). Hierin is uitdrukkelijk bepaald dat de nationale autoriteit -naast de Europese autoriteit- ook bevoegd is om op te treden indien er een acuut gevaar is voor de volksgezondheid. Het (aanvullend) bezwaarschrift staat hier: https://voorwaarheid.nl/wp-content/uploads/2024/03/2023-10-27-Aanvullend-Bezwaar-CBG.pdf

Artikel 31 lid 3 luidt: Onverminderd lid 1 kan een lidstaat, wanneer in enige fase van de procedure dringend optreden ter bescherming van de volksgezondheid geboden is, de vergunning voor het in de handel brengen opschorten en het gebruik van het betrokken geneesmiddel op zijn grondgebied verbieden totdat een definitief besluit wordt vastgesteld. De lidstaat stelt de Commissie, het Bureau en de andere lidstaten uiterlijk de volgende werkdag van de redenen voor dit optreden in kennis.

Artikel 31 lid 1 luidt: De lidstaten, de Commissie, de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen kunnen in bijzondere gevallen, wanneer de belangen van de Unie in het geding zijn, de aangelegenheid aan het Comité voorleggen met het oog op toepassing van de in de artikelen 32, 33 en 34 bedoelde procedure alvorens een beslissing wordt genomen over een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen, over de schorsing of de intrekking van een vergunning voor het in de handel brengen of over een wijziging in de vergunning voor het in de handel brengen die noodzakelijk lijkt. 

Op 9 februari 2024 heeft het CBG het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak staat hier: https://voorwaarheid.nl/wp-content/uploads/2024/03/2024-02-09-Beslissing-CBG-op-Bezwaar.pdf

Hiertegen heeft Stichting VoorWaarheid op 20 februari 2024 beroep aangetekend, vergezeld van een voorlopige voorziening. Het beroepschrift staat hier: https://voorwaarheid.nl/wp-content/uploads/2024/03/2024-02-20-Beroepschrift-VW-besluit-CBG.pdf. De voorlopige voorziening staat hier: https://voorwaarheid.nl/wp-content/uploads/2024/03/2024-02-20-Verzoek-tot-Voorlopige-Voorziening-tegen-CBG.pdf

Op dinsdag 9 april 2024 heeft er bij de Rechtbank Rotterdam een zitting plaatsgevonden in het kader van de voorlopige voorziening. Hiervoor wordt verwezen naar diverse video’s die hierover zijn opgenomen:

 

Tijdens de zitting ging het onder meer over het spoedeisend belang (er vallen doden door de prik) hetgeen nu zelfs erkend is door het RIVM en niet betwist werd door het CBG.

Daarnaast ging het over de bevoegdheid van het CBG: mogen ze nu wel of juist niet een besluit nemen over de schorsing van de Europese handelsvergunningen op het Nederlands grondgebied. Ter zitting werd alsnog erkend door het CBG dat de bevoegdheid van artikel 31 lid 3 inderdaad bestaat, maar dat het CBG geen aanleiding zag om gebruik te moeten maken van deze bevoegdheid. Dat is een bizar standpunt gelet op het feit dat er alleen al in Nederland 235.000 meldingen van bijwerkingen zijn gedaan en er doden zijn gevallen. Het is evident deze middelen z.s.m. van de markt moeten worden gehaald omdat ze levensgevaarlijk zijn. Iedereen kent wel iemand met (ernstige) vaccinatieschade.

De rechtbank is echter van mening dat er geen acuut gevaar is voor de volksgezondheid. Op dinsdag 16 april 2024 is er vervroegd uitspraak gedaan. De uitspraak is hier te vinden: https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBROT:2024:3286

In rechtsoverweging 6-8 staat de motivering:

  1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
  2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De Stichting voor Waarheid stelt in dit verband dat de producten waarvoor de handelsvergunningen zijn afgegeven niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen en dat daarmee sprake is van een acuut gevaar voor de volksgezondheid.

7.1.

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding dit standpunt te volgen en overweegt hiertoe als volgt. Het verzoek is uiteindelijk gericht op het voorkomen van zogenoemde herhaalprikken. Deze prikken worden echter op verzoek gezet. Er bestaat op dit moment immers in Nederland geen vaccinatieplicht, ook niet indirect. De laatste periode waarin deze prikken zijn gezet was bovendien eind vorig jaar (dat betreft een afgesloten periode in het verleden) en de volgende periode waarin deze prikken weer zullen worden gezet is eerst komend najaar. Reeds gelet op het vorenstaande is er geen spoedeisend belang bij het verzoek.

 

  1. Bij het ontbreken van een spoedeisend belang, kan er toch aanleiding bestaan een voorlopige voorziening te treffen, indien sprake is van een evident onrechtmatig besluit. De Stichting voor Waarheid heeft in dit verband betoogd dat het College zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de e-mail van 3 oktober 2023 geen besluit is.

8.1.

Er is onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat het College een evident onrechtmatig standpunt inneemt, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 juli 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:245) bezien in samenhang met de rechtspraak waar ter zitting door het College naar is verwezen waaruit volgt dat het College niet bevoegd is om de genoemde handelsvergunningen te schorsen. Deze procedure leent zich niet voor een nadere inhoudelijke discussie over dit standpunt.

Deze uitspraak is om meerdere redenen volstrekt onbegrijpelijk. Hoe kan de rechter in hemelsnaam tot het oordeel komen dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, terwijl er nog steeds iedere dag doden vallen als gevolg van de injecties?

Er wordt daarnaast uitdrukkelijk verwezen naar de post van mr. Jacob van der Veer op LinkedIn: https://www.linkedin.com/posts/jacob-van-der-veer-017a244_rechtspraaknl-zoeken-in-uitspraken-activity-7185967432249827328-UX7K

Tekst op LinkedIn d.d. 16 april 2024:

Vanochtend werd dan – vervroegd – de uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat de stichting Voor Waarheid had gevraagd in de beroepsprocedure tegen het CBG over de schorsing van handelsvergunningen voor de coronaprikken. Helaas is het verzoek afgewezen. Over het daaraan connexe beroep moet later nog een oordeel worden geveld.

De uitspraak van de voorzieningenrechter bestaat wat Voor Waarheid betreft uit twee juridisch onhoudbare oordelen, namelijk:

  1. Er is volgens de rechter geen spoedeisend belang bij het verzoek omdat herhaalprikken op dit moment alleen op verzoek worden gezet. Daarmee suggereert de rechter dat er op dit moment geen risico voor de volksgezondheid is en zegt hij feitelijk dat het aantal mensen dat dit middel momenteel krijgt toegediend bepalend is voor de vraag of er gevaar is voor de volksgezondheid en niet de potentiële schadelijkheid van het toegediende middel zelf. Dat is natuurlijk de onjuiste toetsingsmaatstaf. De potentiële schadelijkheid van een middel moet hierbij doorslaggevend zijn. Waarom zou je onnodig het risico willen lopen dat ook maar één iemand hier nog schade van ondervindt? De rechter heeft zich immers niet uitgelaten over de vraag of het middel veilig is, dus kennelijk neemt hij een gering aantal slachtoffers op de koop toe.

 

  1. Er is volgens de rechter geen sprake van een evident onrechtmatig besluit omdat het standpunt van het CBG dat het niet bevoegd is niet evident onjuist zou zijn. Hierover moet later in de beroepsprocedure worden beslist. Daarmee is deze uitspraak ook innerlijk tegenstrijdig, want met dit oordeel erkent de voorzieningenrechter dat er wel degelijk discussie is over de vraag of er een bevoegdheid bestaat. Ter zitting had de rechter ook al aangegeven dat – voor zover er in redelijkheid discussie kan bestaan over de bevoegdheidsvraag – het CBG daarover tenminste een gemotiveerde beslissing had moeten nemen. Het CBG had het bezwaar dan ook niet niet-ontvankelijk mogen verklaren en dus was de beslissing op bezwaar wel degelijk evident onrechtmatig. De voorzieningenrechter had het CBG ten minste moeten opdragen om op dat onderdeel een inhoudelijk besluit te nemen, zoals Voor Waarheid aan het einde van de zitting de voorzieningenrechter ook heb gesuggereerd te doen. Zeer ernstig dat de rechtspraak er op deze manier aan bijdraagt dat schadelijke geneesmiddelen langer in omloop blijven dan noodzakelijk.

 

Nabespreking van het vonnis d.d. 16 april 2024

In bovenstaande video wordt uitgelegd wat er allemaal mankeert aan deze uitspraak. Jacob, Maria-Louise en Willem bespreken de uitspraak in de voorlopige voorziening dat op 16 april 2024 werd uitgesproken, een week eerder dan gepland.

In de uitspraak maakt de rechter bokkensprongen om hetgeen dat is toegegeven door het CBG, namelijk dat er wel degelijk een nationale bevoegdheid bestaat en het feit dat het RIVM heeft verklaard dat er mensen zijn overleden door de mRNA injecties teniet te doen. Het is wonderlijk hoe de rechtspraak zichzelf onder de bus gooit. Van herstel van vertrouwen in de rechtspraak, kan dus nog steeds geen sprake zijn. We zullen dus op de behandeling van het beroep moeten wachten. Hopelijk zal deze zitting nog voor de volgende prikcampagne (najaar 2024) ingepland worden, anders zal VoorWaarheid wederom een voorlopige voorziening aanhangig moeten maken.

Het is volstrekt onverantwoord om nog meer onnodige doden te laten vallen. Er kleeft bloed aan de handen van het CBG en van deze bestuursrechter. Wanneer is genoeg, genoeg?

 

 

Voor- en nabeschouwing van de zittingen voorafgaande aan de uitspraak

In de onderstaande drie uitklapblokken staan de nabeschouwing naar aanleiding van uitspraak op 16 april op de zitting van 9 april 2024. En daaronder de nabeschouwing van, en de voorbeschouwing op de zitting op 9 april 2024. 

16 april 2024 - Uitspraak zitting 9 april 2024

Rechter schoffeert VoorWaarheid opnieuw in CBG zaak

 

Nabeschouwing:

 

https://rumble.com/v4ps8yh-rechter-schoffeert-voorwaarheid-opnieuw-in-cbg-zaak.html

 
 

Vanochtend werd dan – vervroegd – de uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat de stichting Voor Waarheid had gevraagd in de beroepsprocedure tegen het CBG over de schorsing van handelsvergunningen voor de coronaprikken. Zie ook mijn eerdere post over deze procedure. Helaas is het verzoek afgewezen. Over het daaraan connexe beroep moet later nog een oordeel worden geveld.

De uitspraak van de voorzieningenrechter bestaat wat mij betreft uit twee juridisch onhoudbare oordelen, namelijk:

  1. Er is volgens de rechter geen spoedeisend belang bij het verzoek omdat herhaalprikken op dit moment alleen op verzoek worden gezet. Daarmee suggereert de rechter dat er op dit moment geen risico voor de volksgezondheid is en zegt hij feitelijk dat het aantal mensen dat dit middel momenteel krijgt toegediend bepalend is voor de vraag of er gevaar is voor de volksgezondheid en niet de potentiële schadelijkheid van het toegediende middel zelf. Dat is natuurlijk de onjuiste toetsingsmaatstaf. De potentiële schadelijkheid van een middel moet hierbij doorslaggevend zijn. Waarom zou je onnodig het risico willen lopen dat ook maar één iemand hier nog schade van ondervindt? De rechter heeft zich immers niet uitgelaten over de vraag of het middel veilig is, dus kennelijk neemt hij een gering aantal slachtoffers op de koop toe.
  2.  Er is volgens de rechter geen sprake van een evident onrechtmatig besluit omdat het standpunt van het CBG dat het niet bevoegd is niet evident onjuist zou zijn. Hierover moet later in de beroepsprocedure worden beslist. Daarmee is deze uitspraak ook innerlijk tegenstrijdig, want met dit oordeel erkent de voorzieningenrechter dat er wel degelijk discussie is over de vraag of er een bevoegdheid bestaat. Ter zitting had de rechter ook al aangegeven dat – voor zover er in redelijkheid discussie kan bestaan over de bevoegdheidsvraag – het CBG daarover tenminste een gemotiveerde beslissing had moeten nemen. Het CBG had het bezwaar dan ook niet niet-ontvankelijk mogen verklaren en dus was de beslissing op bezwaar wel degelijk evident onrechtmatig. De voorzieningenrechter had het CBG ten minste moeten opdragen om op dat onderdeel een inhoudelijk besluit te nemen, zoals ik aan het einde van de zitting de voorzieningenrechter ook heb gesuggereerd te doen.

 

Zeer ernstig dat de rechtspraak er op deze manier aan bijdraagt dat schadelijke geneesmiddelen langer in omloop blijven dan noodzakelijk.

 

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBROT:2024:328

 

 

Nabeschouwing:

 

https://rumble.com/v4ps8yh-rechter-schoffeert-voorwaarheid-opnieuw-in-cbg-zaak.html

april 2024 – Nabeschouwing rechtszaak tegen CBG

Jacob, WIllem en Maria-Louise bespreken de zitting van 9 april 2024. Het CBG heeft opmerkelijke uitspraken gedaan. Er is toegegeven dat er wel degelijk een bevoegdheid bestaat en dat er kennelijk nut risico berekeningen zijn gemaakt. Dat eerste was natuurlijk een open deur, maar voor de rechter staat het nu ook vast. Dat laatste is interessant, waarom worden deze berekeningen niet gedeeld?

Kijk op Potkaars een verslag van de zitting: https://potkaars.nl/blog/2024/4/9/het-college-ter-beoordeling-van-geneesmiddelen-voor-de-rechter
 
 

Nabeschouwing:

 

 

 

april 2024 – Voorbeschouwing rechtszaak tegen CBG
In deze WillDoFreedom/VoorWaarheid productie de voorbeschouwing van de rechtszaak van Stichting VoorWaarheid versus College ter Beoordeling van Geneesmiddelen.
In deze voorbeschouwing gaan Maria-Louise Genet, Jacob van der Veer en Willem Engel in op sommatie aan het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen om de mRNA injecties van de markt te halen. De zitting dient op 9 april 2024 om 11:30 uur te Rotterdam.

Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is een Nederlands overheidsagentschap onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport VWS. Het CBG beoordeelt de kwaliteit van geneesmiddelen en bewaakt daarbij de balans tussen de werkzaamheid en de bijwerkingen en risico’s.
Stichting VoorWaarheid is van mening dat het CBG haar taken m.b.t. het Covid-vaccin niet goed heeft uitgevoerd en dat zij daardoor mede verantwoordelijk is voor de schade die ontstaan is door het ongeautoriseerd vrijgeven van het Covid-vaccin.

Hier is meer informatie te vinden: https://voorwaarheid.nl/rechtszaken-cbg/

 
 
Voorbeschouwing:
 

Website

De website van Vaccinvrij wordt steeds uitgebreid.
Ga regelmatig kijken!

 

Gratis boek

Download GRATIS boek: ‘Zorgwekkende gevolgen van vaccinaties’

 

Blog

De informatie op dit blog is onderbouwd met officiële bronnen. De bronnen staan onder de betreffende blogs; iedereen die dat wil kan ze controleren of bestuderen.

In de reguliere voorlichting ontbreken veel specifieke bronnen en relevante informatie. Deel daarom dit blog in uw netwerk. Dit kan door op de social media iconen te klikken aan de linkerkant van deze pagina.

Volg ons op social media

Sinds kort ook actief op Telegram.

Meld u aan voor de nieuwsbrief

 

 

Share This